top of page
Homepage modder.jpg

Vergeten!

Foto van schrijver: ouweleemouweleem


Volkskrant, 9 maart 1974


Mensen noemen, betekent meestal anderen vergeten (te noemen). Ik had dus beter moeten weten toen ik in mijn blog over de serie Het stof daalt aangaf dat de makers op de schouders van hun niet genoemde voorgangers stonden en ik twee van die pioniers op het schild hees. Dat neemt niet weg dat ik nog steeds achter mijn betoog sta. Ik krijg er ook steun voor èn natuurlijk/gelukkig ook weerwoord. Dat laatste is min of meer ook mijn bedoeling. Ik hoop namelijk dat mensen na gaan denken over wie wat over dat mijnverleden allemaal heeft geschreven, gezegd en gedaan. Hopelijk wordt dan duidelijk dat de bewering dat ons mijnverleden na 1974 door een elite systematisch is weggepoetst en geheimgehouden totale onzin is. Dat verhaal, in de wereld geholpen door Marcia Luijten met haar boek Het geluk van Limburg (blz. 9 en 10) en overgenomen of misschien zelfs ingefluisterd door Jan en Riet de Wit, blijkt namelijk te leven onder de mensen in Nederland.

 

Natuurlijk zijn er tal van personen die zich op hun manier voor het behoud van ons mijnverleden hebben ingezet. Ouderen die hun kinderen en kleinkinderen vertelden over het leven in de Mijnstreek, verzamelaars van mijnspullen, kunstenaars die de mijnen als onderwerp gebruikten, vrijwilligers die de eerdere versies van het mijnmuseum draaiend hebben gehouden, zoals een van de vaste lezers van mijn blog: de in Oostenrijk wonende Gerard Meesters, jarenlang 1e huismeester van het mijnmuseum in het schachtgebouw. Aan hen allemaal zijn wij, de jongere generaties, dank verschuldigd.

 

Van links naar rechts: ir. C.E.P.M. Raedts, Nic. Tummers en Jan Finger


Iemand schreef me dat we dat we de bestuurders van de organisaties die het huidige mijnmuseum mogelijk hebben gemaakt ook niet mogen vergeten en dat Wiel Niks slechts een, weliswaar niet onbelangrijk, onderdeel van het proces is geweest. Alhoewel degene die de opmerking maakte een insider was en ik geen argumenten heb om aan zijn (weer)woord aangaande het interne functioneren van het bestuur te twijfelen, heb ik de behoefte daar op basis van eigen observatie en ervaring iets tegenover te stellen. Ten eerste is de Stichting Mijnmuseum met de benoeming van een prominent SP-er als voorzitter naar mijn mening te veel in politiek vaarwater terecht gekomen. Natuurlijk kleurde het hoge ‘koempelgehalte’ in eerdere besturen het handelen van het bestuur ook, maar niet politiek. Ten tweede, en dat baseer ik op eigen ervaring, hebben de bestuurders de laatste jaren weinig oog gehad voor en/of waarde gehecht aan (inhoudelijke) kwaliteit. In samenwerking met de gemeente Heerlen werd onder de noemer ‘museum’ een ‘mijnattractie’ opgetuigd, met als zichtbare leidraad de roman Het geluk van Limburg van Marcia Luijten. Professioneel historisch advies werd niet ingewonnen of niet serieus genomen. De conservator was op basis van opleiding en ervaring niet voor de taak berekend, kreeg geen ondersteuning en liet adviezen links liggen. Toen het museum was geopend, weigerden de verantwoordelijken de inhoudelijke kritiek van historici, waaronder ikzelf, serieus te nemen. Pas toen we na maandenlange vergeefse pogingen om tot een fatsoenlijk inhoudelijk gesprek te komen de pers opzochten, bleek men bereid ons te horen, zij het niet van harte. Uiteindelijk resulteerde dit in een vooralsnog beperkte hersteloperatie, die gezien de middelen van het museum enkele jaren zal duren. De meest storende onjuistheden zijn verwijderd. Anderen staan op de lijst om te worden aangepast. U begrijpt dus waarom ik, ondanks dat we nu wel een mijnmuseum hebben, niet zo enthousiast ben over de bijdragen van de bestuurders van de laatste jaren.


Wel enthousiast ben ik over drie andere personen die ik naast Roelof Braad en Wiel Niks zeker ook meteen had moeten noemen. Zij waren namelijk ook mannen van het eerste uur als het om het behoud van ons mijnverleden gaat: Kees (Cornelis) Raedts, directeur van de Oranje Nassau-mijnen en mede-initiator van de in 1970 opgerichte Stichting Mijnmuseum, Jan Finger, de eerste directeur/conservator van het op Rolduc gehuisveste Mijnmuseum (geopend op 17 oktober 1974) en Nic. Tummers die al in 1974 pleitte voor het behoud van een deel van het industriële mijncomplex en later ook zitting had in de werkgroep die in 1978 een inventarisatie publiceerde van mogelijk te behouden gebouwen.

 

Nu heb ik het weer gedaan: mensen genoemd. En ook nu was het nodig. Kent u nog anderen die ook vermeld dienen te worden, doe dat dan gerust in een reactie op mijn blog of op de FB-pagina’s waar mijn verhaal wordt aangekondigd. Wel graag met uitleg. Dat is ook handig voor degenen die nu het mijnverleden voor ons en toekomstige generaties proberen te bewaren en te ontsluiten. Daarmee doel ik zeker niet in de laatste plaats op de werknemers en vrijwilligers van het Nederlands Mijnmuseum. Ga kijken wat ze voor u in petto hebben, maar blijf kritisch en deel uw mening. Geschiedenis is niet voor niets een discussie zonder eind.

 

Marcel J.M. Put

 

91 weergaven1 opmerking

Recente blogposts

Alles weergeven

Het stof daalt

1 Comment


gerard6413
gerard6413
4 dagen geleden

Hallo Marcel, ja, je omschrijft 't goed. Door namen te noemen loop je inderdaad het risico dat je er dan altijd wel een of meerdere " vergeet " !

Misschien dan gewoon het zinnetje erbij of er achter aan schrijven : Mijn excusus als ik iemand vergeten ben te noemen ?

Misschien dan ook maar de Vrijwilligers v/h eerste Uur hier niet vergeten die toen in het begin dat huidige Mijnmuseum mede gestalte hebben gegeven want buiten de verzameling van Rein Betting hadden we nog niet zo veel en dankzij advertentie's in de plaatselijke kranten, mochten en konden wij toen vele Mijnatributen ophalen waardoor uiteindelijk het Mijnmuseum is geworden zoals het nu is !

Bedankt dat je mij nu erbij…


Like
© Copyright

2022 by ouweleem.nl 

Proudly created with Wix.com
  • Facebook
  • Twitter
  • Instagram
  • LinkedIn
bottom of page