top of page
Homepage modder.jpg

Lucius il Grande



Gisteren sprak ik op de stoep bij de Thermen, die we waarschijnlijk wel zijn tweede huis mogen noemen, onze oudst bekende burger Lucius, de pottenbakker, in reuzenformaat.

 

Ouwe Leem (OL): Goedemorgen Lucius, enne, hoe gaat het met je?

 

Lucius (L): Ook goedemorgen, grazi, tuti va bene. Mooie weer hè! Altijd goed.

 

OL: Geweldig, maar zullen we afspreken dat we dat heel erg oud-platto-Romeins dialect achterwege laten. Dat versjtaat hier nemes mieë.

Wat zie ik, een nieuwe tunica?

 

L: Jazeker. Mooi hè? Die heeft Amaka voor me gemaakt. Ze vond dat ik me in dat oude werkkloffie niet meer kon vertonen. Zeker niet als ik ergens op bezoek ga. Dat geldt overigens voor mijn hele club: allemaal door Amaka in het nieuw gestoken.

 

OL: Zo, jullie gaan op bezoek. Waar gaat de reis heen?

 

L: Ik loop op zondag 2 juni mee in de Reuzenoptocht van Coriovallum Ovest (Heerlen West, OL) alias Mosa Trajectum, tegenwoordig bekend als Maastricht. Vandaag hebben we hier een soort generale repetitie.

 

OL: Naar Maastricht? We zien je al nauwelijks in Heerlen en dan ga je nu ook nog naar Maastricht. Wat zit daarachter?

 

L: Ik wil gezien worden! Je weet dat het in Heerlen altijd groots en meeslepend moet zijn. Nou, dat ben ik toevallig allebei, dat zeggen mijn begeleiders tenminste, maar toch lijkt niemand in Heerlen in mij geïnteresseerd. Kijk om je heen. Alleen mijn beste vrienden zijn er. En jij dan. Overigens leuk dat je je vrouw hebt meegenomen. Andere Heerlenaren schijn ik niet te interesseren. Ik heb dezelfde klacht ook al van d’r Kuëb gehoord. We zijn waarschijnlijk te oud, want die kleine opgeblazen dikke, met die, ja wat is ‘t, een varkenskop?, Sjuulke of hoe die heet, daar is wel aandacht voor. Die staat nu al prominent op de Promenade 2. Maar ja, wat doe je d’r aan? Niks hè. Ja, misschien zand erover. Daar ligt nog genoeg. D’r Kuëb vertelde me dat hij, als hij geen betere standplaats krijgt, hij wil naar de Schelmenhof, hij in Kerkrade cultureel asiel gaat aanvragen. D’r Joep houdt al een plek voor hem vrij op de Markt. Ik denk er ook over. Met mij erbij kunnen we dan bovendien af en toe een potje kaarten.


 

OL: Nou, nou. Niet zo overhaast. Misschien helpt het als we je nog eens bij het Heerlense publiek introduceren. Vertel eens iets over jezelf.

L: Zou dat helpen? Och ja, niet geschoten altijd mis. Ik ben Lucius Metsius Ferenius, inwoner van Coriovallum. Ik woon hier sinds ongeveer 150 na Christus.

 

OL: Heb je een relatie, gezin, kinderen?

 

L: Ik ben samen met Amaka, maar of we nu echt een relatie hebben weet ik niet. Van kinderen is me ook niets bekend?

 

OL: Vreemd. Hoe zit dat dan met jou en Amaka?

 

L: Je moet weten dat ik van beroep pottenbakker was. Dat is me tenminste verteld. Op een kwade dag is mijn oven ontploft. Die lag aan wat jullie nu de Putgraaf noemen. Ja precies, bij de Luciushof, die door de vondst van die oven naar mij is genoemd. Toen dat gebeurde stond ik vrij dichtbij en werd ik door de lucht geslingerd. Toen ik bijkwam was ik mijn geheugen grotendeels kwijt.

 

OL: Maar hoe wist je dan dat je Lucius was?

 

L: Tussen de resten van de oven vond ik de scherven van deels gebakken potten en kruiken. Ik puzzelde ze bij elkaar. Op een pot had ik een inscriptie gemaakt. ‘Ik Lucius uit Feresne heb deze kruik voor Amaka gemaakt’. Daarbij had ik voor goed geluk het alfabet geschreven.

 

OL: Daar heb je dus niet veel aan gehad.

 

L: Dat klopt. Ik had een domme fout gemaakt. Ik was de ‘i’ vergeten. Tja, dat zullen de goden niet fijn gevonden hebben en mijn straf was een ontplofte oven.

 

OL: Was je huis ook ontploft?

 

L: Nee, natuurlijk niet. Zo dom zijn we nou ook weer niet. Open vuur, ook in ovens, is gevaarlijk. Dus bouwden we die ovens net buiten het dorp.

 

OL: Oh, gelukkig. En toen? Hoe ging je verder?

 

L: Wat denk je? De scherven bij elkaar rapen en opnieuw beginnen.


Links: Romeinse aardewerkvondsten Heerlen; midden: kermist en archeoloog Robert van Zijll de Jong - zo zou het atelier van Lucius uitgezien kunnen hebben; Rechts: opgraving pottenbakkersoven, Uilestraat Heerlen, 1941.

 

OL: Heb je er nog vervelende gevolgen aan overgehouden?

 

L: Jazeker, ik moest een nieuwe oven bouwen, dus mijn productie was niet alleen kapot, maar lag ook een tijd stil. Ik ben blij dat ze die scherven later nog bij het Thermenmuseum konden gebruiken. Recyclen, hè. Ja, daar waren wij Gallo-Romeinen al lang voor jullie mee bezig. Het meest vervelende was de bijnaam die ik aan dit akkefietje overhield en waarmee mensen me lange tijd plaagden.

 

OL: Oh ja? Wat was die dan?

 

L: Koekenbakker. Voor een pottenbakker is dat wel erg pijnlijk. Ik schijn daarmee wel een trend te hebben gezet, want het schijnt tegenwoordig in Heerlen te stikken van de ‘koekenbakkers’, en dan bedoel ik niet degene die dat letterlijk doen. Zeker op het gebied van de geschiedenis wordt er wat onzin verteld en geschreven. Dat van het Nederlands Mijnmuseum heb je toch meegekregen, of niet? Gelukkig hebben we daar in ons museum, het Romeins Museum, geen last van. Daar wordt alles minutieus en wetenschappelijk verantwoord onderzocht en gepresenteerd.

 

OL: Ja, maar het Mijnmuseum heeft zich de kritiek uiteindelijk aangetrokken en is bezig met het rechtzetten van de fouten. In de loop van dit jaar zullen de aanpassingen te zien zijn.

 

L: Fijn, en goed dat te weten. Met het Erfgoedjaar 2025 voor de deur is immers het te hopen dat zaken nu serieuzer worden aangepakt. Daarom is het des te vervelender dat De Limburger in de rubriek D’r Letste Koempel er historisch opnieuw zo’n puinhoop van maakt. Het lijkt wel alsof we hier in historisch sprookjesland leven. En iedereen gelooft ook nog alles.



OL: Over puinhoop gesproken. Klopt het dat de gemeente jou pas in 1998 als inwoner heeft geregistreerd?

 

L: Ja, dat klopt. Alhoewel ze al in de jaren zeventig van mijn bestaan wisten, duurde het tot de viering van 2000 jaar Heerlen voordat ik weer in beeld kwam. Daarvoor was Heerlen heel erg op mijn goede vriend d’r Kuëb gericht. Dat begrijp ik wel. Hij was al langer bekend en er was van hem net een beeld gemaakt door Vera van Hasselt dat het Kerkplein sierde. Hem gunde ik die aandacht. Maar ja, ze zijn hem nu ook alweer vergeten. Drie jaar geleden stond zijn beeld 50 jaar in de stad. Nota bene tijdens Cultura Nova. Niks, nada aandacht. Zelfs niet toen hij via een woordvoerder twee keer een boos gedicht naar het college en de raad stuurde.

 

OL: Dat hoef je me niet te vertellen. Die woordvoerder dat was ik.

 

L: Was jij dat? Ouwhoer hé, ik heb me kapot gelachen over wat die Kuëb allemaal durfde te zeggen. Maar hij had gelijk. Klopt het dat jullie daar nooit antwoord op hebben gekregen?

 

OL: Ja, helaas is dat waar.

 

L: En nu zijn de Middeleeuwen dan de historische hype en verdwijnen andere zaken naar de achtergrond of raken in vergetelheid. Om je een voorbeeld te noemen: het is in oktober van dit jaar 100 jaar geleden dat de man die in mijn tijd wereldberoemd aan het worden was, een prominente plek in Heerlen kreeg. Niemand die het daarover heeft.

 

OL: Bedoel je de Jezus Christus op het Temsplein? Nou, Lucius, dan ik je geruststellen. De jou bekende Koos Linders, en wij van Ouwe Leem ook een beetje, zullen er aandacht besteden.

 

L: Dat is klasse van Koos en jullie, maar dat bedoel ik nu. Dit soort belangrijke zaken moeten niet afhangen van goed geïnformeerde en belangstellende vrijwilligers. We hebben toch een historische dienst en een stadshistoricus. Blijkbaar is het politiek en publicitair niet interessant. Daarom ga ik nu ook naar Maastricht.

 

OL: Wat vind je dan van de Amakapassage?

 

L: Daar ben ik natuurlijk trots op. Maar hoeveel mensen in Heerlen weten dit? Hoeveel ruchtbaarheid is eraan gegeven?

 

OL: Tja, dat zou ik niet weten.

 

L: Nou, dat bedoel ik. Het is allemaal veel te veel alleen voor de bühne en daar ga ik nu ook eens aan denken. Beste Ouwe Leem, leuk je gesproken te hebben, maar ik ga weer repeteren. Ik wil niet dat Heerlen in Maastricht een historisch modderfiguur slaat, zeker niet als dat om mij gaat. Ik neem mijn historische verantwoordelijkheid heel serieus, zeker als het om Heerlen gaat.

We doen ons sjpreke, en natuurlijk kome kijke, hè! Zondag 2 juni in Maastricht. Wat, dan ben je jarig? Alweer. Ken je ook een rondje geve. Afgesproke? Allè dan. Tsjuus en Adië wàh!


Links en rechts de schilden van de Stichting Collegium Stadsreus Lucius. Midden: Roel Leers, lid en een drijvende kracht achter de stichting en uw Ouwe Leem reporter (met vlag van Heerlen)

90 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page