top of page
Homepage modder.jpg
  • Foto van schrijverouweleem

Roger Moore in Heerlen


Kent u hem nog, Roger Moore? Hij speelde tussen 1973 en 1985 de hoofdrol in zeven James Bond-flims. Daarvoor was hij wereldberoemd geworden door de televisieseries The Saint en The Pursuaders. Een man die zowel tijdens zijn optredens als privé altijd goed in het pak zat en wiens voorliefde voor en gedrag ten opzichte van mooie vrouwen volgens mensen van de huidige ‘woke’-samenleving te ver ging. Die Roger Moore heeft in ons huis overnacht. Dat hoorden we voor het eerst in 1995, vlak nadat we ons huis hadden gekocht. Trots vertellend over onze aankoop reageerde iemand met: ‘Oh, maar dat is het huis waar Roger Moore heeft geslapen!’ Ja, dat zal wel dachten we. Totdat we enkele weken later dezelfde reactie kregen van iemand met wie de eerste geen enkele connectie had. Zou het dan toch waar zijn? Maar hoe dan?

We ontdekten dat ons huis in de periode tussen het eind van de Tweede Wereldoorlog en 1980 een pension was. Maar de wereldberoemde Roger Moore in een Heerlens pension? Nee, dat was absurd. En los daarvan: Was hij eigenlijk wel ooit in Heerlen geweest? Misschien voor de première van een Bond-film. Ik meende mij te herinneren dat bij er bij de eerste vertoning van ‘The Man with the Golden Gun’ in 1974 nogal wat festiviteiten rondom en in de Royal waren. Bovendien is het de op een na mooiste bioscoop van Nederland, dus waarom zou hij daar niet eens een Nederlandse première hebben bijgewoond?

Helaas, dat was niet het geval. Wel was Moore in de herfst van 1970 in Nederland. Hier werden toen net de laatste afleveringen van The Saint uitgezonden. Moore was met Tony Curtis de serie The Pursuaders, die in Nederland bekend werd als De Verleiders, aan het maken. Een rustperiode tijdens de opnames werd door ‘British Menswear Guild’, een Engels kledingbedrijf, waarvan Moore ook aandeelhouder was, gebruikt om de acteur hun herenconfectie op het continent te laten promoten. (De Telegraaf, 9 oktober 1970, 5.)

Links: artikel uit De Telegraaf van 9 oktober 1970; rechts: advertentie, Limburgs Dagbad van 24 september 1970.

Als het om Nederland gaat ligt bij een bezoek van zulke beroemdheden de nadruk altijd op Amsterdam, maar … Op 25 september 1970 werd op de Dr. Poelsstraat 16 in Heerlen (schuin tegenover het huidige Mijnmuseum) de Men’s Shop, gespecialiseerd in Engelse kleding, feestelijk geopend door niemand minder dan … Roger Moore, die al eerder naar Nederland was afgereisd.

Een van de verkopers sprak goed Engels (toen nog geen vanzelfsprekendheid) en kon het goed met Moore vinden. Moore genoot van zijn relatieve vrijheid in Heerlen, waar niet vanachter elke lantaarnpaal een journalist opdook. Samen met de verkoper ging hij de stad in. Een hapje eten, een paar drankjes en toen in de late uurtjes nog afzakken in de Palmabar, waar in die tijd schaars geklede dames het publiek vermaakten. In de vroege ochtend moesten er toch een paar uurtjes slaap gepakt worden, het liefst zo snel mogelijk en zo kwam Roger Moore in ons huis terecht, dat op een steenworp afstand van het pand van de voormalige Palmabar staat. De verkoper woonde namelijk in het eerdergenoemde pension. De toekomstige James Bond sliep er zijn roes een beetje uit en kreeg er ongetwijfeld ook een ontbijtje geserveerd. De promotiestunt van de Men’s Shop mocht niet baten. In 1973, het jaar dat Moore zijn eerste James Bond film draaide, sloot de winkel al zijn deuren.


Naar aanleiding van mijn kritiek op de Pungelroute van het Nederlands Mijnmuseum, kreeg ik een mail van de museumdirecteur. Daarin schreef hij onder andere:

‘Dan zijn er nog de categorieën beweringen die wat mij betreft onder de noemer ‘urban myth’ vallen. (…) De bewering dat er in 1950 een constituerende vergadering van de EGKS heeft plaatsgevonden in Huis de Luiff (toen in bezit van de Mijnvereniging) is vaak gedaan, maar of die ook bewezen is? Valt dus wellicht ook onder het kopje ‘urban myth’. De vergadering heeft sowieso niet plaats kunnen vinden in het later gebouwde Betahuis, dat klopt.’

Misschien ligt het aan mij, maar schrijft hier een leidinggevende van een historisch museum: We weten dat het niet waar is en het tegendeel hebben we niet onderzocht, maar we schrijven het toch op en doen alsof het waar is? Voor mij als historicus is dat onverteerbaar. Een historisch museum moet aantrekkelijk en laagdrempelig zijn, dat wil zeggen voor iedereen. Dat betekent niet dat het de geschiedenis moet ‘infantiliseren’ en zonder uitleg en context leuke verhalen opdissen, waarvan men weet dat ze niet waar zijn, ze ‘urban myths’ noemen en denken dat het dan wel in orde is.

Nu is ‘urban myth’ hier ook niet de juiste omschrijving, omdat in een mythe goden, vreemde wezens en helden centraal staan. ‘Urban legend’ is de gebruikelijke term. Dit is ‘een (grotendeels) verzonnen verhaal dat als waargebeurd wordt doorverteld en daardoor aan overtuigingskracht wint.’ Het is met name dat laatste waarom ik er zo tegen gekant bent: dat het waar wordt omdat het vaak wordt doorverteld. Hopelijk vindt u ook dat een historisch museum dit niet moet, nee zelfs niet mag doen. Zulke verhalen hoeven niet te worden verzwegen, liever niet zelfs, want iedereen kent ze. Een historisch museum moet ze uitleggen. De Nederlandse benaming voor ‘urban legend’ is overigens ‘broodjeaapverhaal’, vanwege het ooit rondzingende onware verhaal dat er apenvlees op broodjes zat.


Bovendien hebben we in Heerlen al een paar hardnekkige broodjeaapverhalen:

- dat er een oprichtende vergadering van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (de voorloper van de Europese Unie) in Heerlen heeft plaats gevonden;

- dat de Kuëb va Heële een echt bestaand historisch figuur zou zijn

- dat het oude hoofdkantoor van DSM in de volksmond ‘de witte boerderij’ werd genoemd;

- dat burgemeester Van Grunsven tijdens de Tweede Wereldoorlog fout zou zijn geweest.


Ter ontkrachting van dit laatste heb ik al vaker verwezen naar het wetenschappelijk onderzoek en boek van Fred Cammaert, Eric van Royen en mijzelf, ‘Eindelijk een echte burgemeester. Feiten en fabels over burgemeester Marcel van Grunsven 1940-1946’. Het eerste broodjeaapverhaal is weliswaar al ontkracht, omdat het gebouw waarin de vergadering geweest zou zijn, pas veel later werd gebouwd, maar het 'zingt' nog steeds door de stad en in de Pungelroute van het Nederlands Mijnmuseum. De andere twee genoemde Heerlense broodjeaapverhalen zal ik na de zomer in Ouwe Leem ontrafelen.

Links: 'still' uit de L1 Nieuwsshow; rechts: bordje met toelichting uit het Nederlands Mijnmuseum

Daar komt er misschien nog eentje bij. Misschien, omdat ik hoop dat de verantwoordelijke zich voor die tijd meldt en ik het schrijven hierover achterwege kan laten. Het gaat om de omschrijving van het warenhuis Kneepkens als ‘klein Glaspaleis’ of zoals het in het Nederlands Mijnmuseum te lezen is ’een kleine variant van zijn Glaspaleis’. ‘Zijn’ slaat dan op de architect van beide gebouwen, Frits Peutz. Met deze typering zijn er twee problemen. Ten eerste, klopt het dat Peutz zijn ontwerp van warenhuis Kneepkens zo zag? Ten tweede heeft hij de term dan bedacht of komt deze ook uit de zo bekende, maar heerlijke vage ‘volksmond’, zodat bewijs niet nodig lijkt? Met wat ik nu weet en aan bewijs heb, vermoed ik dat het antwoord op al deze vragen nee is. Daarom zou ik het zeer op prijs stellen als de bedenker van deze term, vermoedelijk een ambtenaar of een marketingdame of -heer, dit publiekelijk bekend zou maken. Ik vind het overigens een mooie term, goed bedacht ook. Laten we de bedenk(st)er dan ook eren en het op de juiste manier in de geschiedenisboeken (en het Nederlands Mijnmuseum) vermelden. Nu kan het nog.


… en verder hoop ik dat de bontjas in het Nederlands Mijnmuseum zo snel mogelijk door motten helemaal wordt opgevreten.


Marcel J.M. Put



PS: Nog even over het verhaal van Roger Moore in Heerlen. Mijn excuses daarvoor. Ook dit is een broodjeaapverhaal. Ik heb het voor dit blog zelf in elkaar gezet. Dat mensen ons dit over het huis vertelden is waar. De rest niet. Wij vermoeden dat er in het pension iemand heeft gewoond die op Roger Moore leek, hem nadeed of om een of andere reden die bijnaam had. Ik heb het verhaal voor het laatst in 1995 gehoord. Het is dus in tegenstelling tot andere verhalen niet zo hardnekkig gebleken. Gelukkig maar. Nu maar hopen dat ik het geen nieuw leven heb ingeblazen.



141 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page