18 jan. 1948
Vasteloavend i Heële (Carnaval in Heerlen)
‘Heerlen. ,,De Winkbuule”. – De Heëlesche vasteloavends-vereniging ,,De Winkbuule” houdt vanavond in het Kegelpaleis haar eerste Vasteloavendszitting. De jool begint om 8 uur 11.’
In het blog van 15 januari schreef ik dat in Heerlen vaak dingen het eerst gebeurden, voordat het in de omliggende plaatsen, de provincie of zelfs het land het geval was. Bovenstaand kleine bericht is echter uit het Limburgs Dagblad van 19 januari 1948. Dat is ruim honderd jaar nadat in Maastricht Momus voor het eerst stadscarnaval organiseerde. Als het om carnaval gaat, was Heerlen dus zeker niet de eerste, en misschien wel de laatste.
Natuurlijk werd er voor 1948 in Heerlen ook carnaval gevierd. In 1898 gaf men er zelfs een heuse carnavalskrant uit met de naam ‘Witzige Winkbuul’. Wie deze krant maakten en of zij zich ook al Winkbülle noemden is onbekend. Ze hadden in ieder geval de tijd niet mee. Ergens tussen het verschijnen van de ‘Witzige Winkbuul’ en 1913 werd het straatcarnaval in Heerlen namelijk verboden. Verantwoordelijk hiervoor was burgemeester De Hesselle. De Heerlense bevolking was tussen 1900 en 1910 twee keer zo groot geworden. Voor veel van de nieuwe mensen waren er geen goede huizen. In combinatie met het zware leven van de mijnwerkers leidde dit tot drankmisbruik en ongeregeldheden. Een te klein gemeentelijk apparaat, waaronder de politie, kon de problemen nauwelijks aan. De burgemeester en alle raadsleden vreesden met carnaval een oncontroleerbare zedenloosheid. Om dit te voorkomen werd het straatcarnaval en het dragen van maskers verboden. De opvolger van De Hesselle, Waszink, dacht er net zo over.
Het was burgemeester Van Grunsven die, terwijl hij zelf een hekel aan carnaval had, de deur naar een openbare viering van het zottenfeest in Heerlen openzette. In een raadsvergadering in januari 1928 vroegen twee raadsleden of hij bereid was ‘toe te staan een carnaval-viering, gelijk die dit jaar in Maastricht zal plaats hebben?’ Van Grunsven antwoordde ‘dat hij gaarne bereid was verlof te geven tot het houden van ’n carnavals-optocht, indien deze door een vereeniging behoorlijk wordt georganiseerd.’ Voor de rest was hij gebonden door de politieverordening.
In Heerlerheide werd dit direct opgepakt. Daar trokken op 20 februari 1928 39 wagens, verenigingen en muziekgezelschappen mee in de eerste Heerlerheidse, en dus ook Heerlense, carnavalsoptocht. Een jaar later stond ook de buurgemeente Hoensbroek toe dat met carnaval een bonte stoet door de straten trok. In Heerlen-kom bleef carnaval voorlopig een binnenactiviteit. In de schouwburg was er toneel, cabaret en acrobatiek. Vermoedelijk waren er in de café’s met een grotere zaal, zoals het Volkshuis, het Grand Hotel en het Kegelpaleis, wel degelijk ook carnavalsfeesten met verklede mensen, geschminkte gezichten en dansmuziek. Hoe moeten we anders de volgende opmerking in De Limburger van 6 maart 1930 duiden: ‘Woensdagavond vergaderde de Heerlensche gemeenteraad. Bij enkele raadsleden zijn sporen van het Carnaval zichtbaar. De heer Lintjens verloor in den slag zijn baard; de heer v.d. Ploeg zijn snor.’
De eerste Vasteloavendszitting van de Winkbülle in 1948 werd een succes. Het duurde echter nog een paar jaar voordat de Heerlenaren het carnaval omarmden. Het waren de revues, de optocht en de carnavals-sjlagers van de Winkbülle die vasteloavend in Heerlen uiteindelijk populair maakten en zorgden voor de oprichting van tal van nieuwe (buurt)carnavalsverenigingen in de gemeente.