Chrétien Hubert Winants rond de tijd van de uitgave van zijn eerste boek.
Er is veel te doen om de kennis over de Holocaust. Tal van mensen schreeuwen weer moord en brand. Het is schandalig, schokkend en schrikbarend. Dat vind ik ook, maar niet van de gebrekkige kennis van de Holocaust, maar van het gedrag van de schreeuwers. Die baseren zich namelijk op een ondeugdelijk onderzoek. Ze klagen over het gebrek aan kennis, terwijl ze laten merken die zelf ook niet te hebben. Het is namelijk niet zo verwonderlijk dat veel mensen nauwelijks iets weten over de Holocaust, de systematische vervolging en op industriële wijze uitgevoerde vernietiging van mensen die door de nationaalsocialisten als joods werden getypeerd. Ongeveer 60% van de mensen die na 1985 zijn geboren heeft namelijk op het VMBO gezeten en daar nauwelijks geschiedenislessen gehad. Daarnaast doen ‘de verontwaardigden’ het voorkomen alsof wij Nederlanders deze kennis al sinds het einde van de oorlog hadden. Niets is minder waar.
Tot ongeveer 1960/1965 werd gezwegen over hetgeen met de joden tijdens en na de oorlog was gebeurd. Niet alleen in Nederland, maar in heel Europa. De reden was dat de burgers van de meeste landen weinig hadden gedaan om de vernietiging van de joden tegen te gaan. Pas bij de berechting van een aantal nazimisdadigers begin jaren zestig werd openlijk verteld hoe alles in zijn werk was gegaan. De naoorlogse generatie riep zijn (groot)ouders ter verantwoording. Het ging niet alleen om de vraag ‘papa, wat deed jij in de oorlog?’, maar ze verweten hun (groot)ouders vooral dat ze over de Holocaust hadden gezwegen. Wat hadden zij hadden gedaan om deze volkerenmoord te voorkomen en hoe waren de overlevende joden bij thuiskomst ontvangen? Daar bleek doorgaans weinig heldhaftigs en edelmoedigs aan. De erkenning van het eigen collectieve falen was te pijnlijk en werd daarom verzwegen. Het duurde zelfs tot 1995 voordat koningin Beatrix namens ons land de tragedie van de Nederlandse joden in het openbaar erkende.
Hadden de overlevenden van de kampen dan gezwegen? Integendeel, bij terugkeer lieten zij wel degelijk hun stem horen. Er verschenen veel boeken in het genre ‘kampliteratuur’. Een van de bekendste schrijvers hiervan is de Italiaan Primo Levi. Zijn manuscript werd door een grote Italiaanse uitgeverij geweigerd. Toen hij zijn boek uiteindelijk elders gepubliceerd kreeg werd het nauwelijks verkocht. De Italianen zaten er niet op ter wachten. Pas in de jaren tachtig, na Levi’s dood, kreeg zijn verhaal de aandacht die het verdiende.
Kijkend naar de situatie omtrent dit soort oorlogsgetuigenissen in Nederland is er iets opvallends. In het eerste jaar na de oorlog werd de publicatie van boeken nog sterk beperkt door de papierschaarste. Bij de bespreking van het eerste Nederlandse boek over kampervaringen voorspelde de journalist echter al: ‘Als de papierschaarschte verdwijnt kunnen we ons voorbereid houden op een vloed kampliteratuur.’ Dat gebeurde dan ook. Van de 218 boeken over de Tweede Wereldoorlog die tussen 1946 en 1950 in Nederland werden uitgegeven, gingen er 23, dus ruim 10%, over concentratiekampen. Niet alleen wilden de slachtoffers blijkbaar hun verhaal vertellen, maar hadden de achterblijvers ook de behoefte te willen weten wat er was gebeurd met hun landgenoten die tijdens de oorlog waren weggevoerd.
Links: Advertentie in het Advertentieblad voor Limburg van 28 juli 1945; Rechts: beschrijving ion het Algemeen Handelsblad van 27 juli 1946.
Naast de papierschaarste was er ook nog een andere beperking die het uitgeven van boeken bemoeilijkte. Uitgevers moesten worden ‘gezuiverd’. Dat wil zeggen dat onderzocht werd of ze in de oorlog geen scheve schaats hadden gereden. Pas als het oordeel over hun bedrijfsactiviteiten tijdens de oorlog positief was mochten ze weer uitgeven.
Heerlen was al in september 1944 bevrijd. Chrétien Winants, die voor de oorlog een boekhandel was begonnen in een zijgebouw van de Oliemolen, hoefde zich niet aan een zuiveringsprocedure te onderwerpen. Hij was geen lid van de Kultuurkamer geworden en had zijn beroep hierdoor in de oorlogsjaren niet (legaal) kunnen uitoefenen. Hij begon daardoor in 1944 met een schone lei. Winants had blijkbaar een goed gevoel voor de markt. Er zouden veel nieuwe manuscripten worden aangeboden. De meeste schrijvers hadden tijdens de oorlog immers wel geschreven, maar niet gepubliceerd. Niet alleen boeken verkopen, maar ze zelf ook ‘maken’ leek hem daarom een goed idee. Wat zouden mensen willen lezen? Persoonlijke verhalen van mensen die de verschrikkingen hadden overleefd, kampliteratuur. In juli 1945 was Chrétien Winants uit Heerlen de eerste Nederlandse uitgever van een boek over iemands concentratiekampervaringen: ‘Neuengamme. Een getuigenis van het ongemaskerde nationaal-socialisme van een Duits Concentratiekamp’ geschreven door Albert van de Poel.
Links: Omslag van het boek 'Neuengamme'. Midden: Albert van de Poel; Rechts: omslag;ag van het boek dat een kleindochter van Albert van de Poel over hem schreef.
‘Neuengamme’ was niet alleen de eerste in zijn soort in Nederland, maar ook interessant omdat Van de Poel niet een typisch slachtoffer van de nazi’s was. Sterker nog, al voor de oorlog heeft hij sympathie en bewondering voor het Duitse optreden. Van de Poel is een tot Nederlander genaturaliseerde Vlaming. Hij is voorstander van de Groot-Nederlandse gedachte, dat wil zeggen een verenigd Nederland en Vlaanderen. Hij hoopte dat Nederland in de oorlog neutraal zou blijven, maar als de Duitsers hier eenmaal de baas zijn, verschijnt er een lofzang op de superioriteit van de nazi’s in het Dagblad van Noord-Brabant en Zeeland, waar hij de hoofdredacteur van is. Van de Poel is dus een collaborateur. In januari 1941 wordt hij echter opgepakt door de Gestapo en beschuldigd van spionage voor de Engelsen. Hij wordt naar het concentratiekamp Neuengamme bij Hamburg gebracht. Daar ziet hij wat de nazi’s doen: het doelbewust vernietigen van mensen. 60% van de gevangen overleefde Neuengamme niet. Ook Van de Poel denkt er niet meer levend vandaan te komen. Dat gebeurt toch en wel al in november 1943. Waarom is nog steeds niet duidelijk, maar blijkbaar heeft hij invloedrijke vrienden.
Door zijn gevangenschap in Neuengamme is Van de Poel veranderd. In het kamp heeft hij het slechtste en allerbeste van zijn medemens gezien en vaak bij mensen van wie hij het niet verwachtte. Hij heeft bewondering gekregen voor Jezus Christus en zijn martelaarschap en staat daarmee lijnrecht tegenover wat hij voor de oorlog dacht. Over het hoe en waarom van deze transformatie gaat zijn boek. Misschien was dat hetgeen Chrétien Winants, zelf een zeer gelovig man, aansprak en hem deed besluiten dit boek te willen uitgeven. Hoe Winants aan het manuscript van Van de Poel kwam wordt nog onderzocht.
De belangstelling voor kampgetuigenissen kende na de oorlog een korte hausse. Eind jaren veertig was de belangstelling voor ‘oorlogsdagboeken’ alweer verdwenen. Ze werden og veel aangeboden, maar er was geen markt meer voor en werden daarom nog nauwelijks uitgegeven.
Met de uitgave van ‘Neuengamme’ had Chrétien Winants dus een dubbele primeur. Het was zijn eerste uitgave en tevens de eerste Nederlandse publicatie over de concentratiekampen. Zakelijk was het ook een goede zet. Winants’ bedrijf stond op de kaart en hij werd een gewaardeerd boekhandelaar en uitgever, een bekende en vertrouwde naam in de boekenwereld.
Marcel J.M. Put
Bronnen:
Advertentieblad voor Limburg, 28 juli 1945
Limburgs Dagblad, 7 september 1945
Algemeen Handelsblad, 27 juli 1946
https://www.dbnl.org/tekst/_boe022200701_01/_boe022200701_01_0003.php (geraadpleegd 26 januari 2023)
(geraadpleegd 26 januari 2023)
(geraadpleegd 26 januari 2023)
Gesprek met Wim en Mieke Winants, kinderen van Chrétien Winants, 25 januari 2023.
コメント